-
1 cackle
n. gekakel; luid gelach; geklets--------v. kakelen, leuteren; luid lachen; kletsencackle1[ kækl]♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————cackle2〈 werkwoord〉 -
2 cut the cackle
-
3 causer
causer [koozee]1 praten2 roddelen♦voorbeelden:trouver à qui causer • met iemand te maken krijgen die niet op zijn mondje is gevallen〈 informeel〉 hé, je te cause! • ik heb het tegen jou!, luister je?〈 informeel〉 cause toujours, je t'écoute, tu m'intéresses • klets maar raak, ik trek me er toch niets van aancauser sur qn. • over iemand roddelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 veroorzaken ⇒ aanleiding geven tot, verwekken, teweegbrengen♦voorbeelden:causer de la peine, du chagrin à qn. • iemand verdriet aandoen, berokkenencauser une certaine surprise à qn. • enige verbazing bij iemand wekkenv1) veroorzaken2) praten3) roddelen -
4 bavardage
bavardage [baavaardaazĵ]〈m.〉1 gepraat ⇒ gebabbel, geklets3 roddelpraat ⇒ geklets, kletspraat♦voorbeelden: -
5 calembredaine
calembredaine [kaalãbrəden]〈v.〉1 onzin ⇒ kletspraat, flauwe praat♦voorbeelden:trêve de calembredaines! • genoeg gekletst! -
6 il y a eu des bavardages
il y a eu des bavardagesDictionnaire français-néerlandais > il y a eu des bavardages
-
7 trêve de calembredaines!
trêve de calembredaines!genoeg gekletst!Dictionnaire français-néerlandais > trêve de calembredaines!
-
8 ça fait causer
ça fait causer
См. также в других словарях:
Diminutive — In language structure, a diminutive,[1] or diminutive form (abbreviated dim), is a formation of a word used to convey a slight degree of the root meaning, smallness of the object or quality named, encapsulation, intimacy, or endearment.[2][3] It… … Wikipedia